woensdag 11 februari 2009
Peperkoek zoek
De ware schrijver schrijft over mensen, dingen en gebeurtenissen, hij schrijft niet over het schrijven, hij bedient zich van woorden maar blijft niet bij woorden steken, hij maakt ze niet to onderwerp van zijn gepeins. Hij zal alles zijn behalve een woord-anatoom. Het ontleden van taal is het stokpaardje van wie niets te zeggen hebben en zich daarom tot het zeggen beperken.
E.M.Cioran in Gevierendeeld
Dit is het motto van het gedichtendagessay geschreven door Luuk Gruwez: Pizza Peperkoek en andere geheimen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik in dit dunne boekje nog niet verder ben geraakt dan het eerste hoofdstuk. Toch wil ik reageren. Een dichter die dit als motto gebruikt, moet wel heel andere ideeën hebben over poëzie.
Ik ben van mening dat dit motto niet van toepassing is op een dichter. Het gaat in de eerste plaats over een schrijver en wat een schrijver doet is iets heel anders dan dichten. Een dichter dicht, een schrijver schrijft. Twee totaal andere bezigheden met als enige gemeenschappelijke kenmerk dat het instrument 'taal' wordt gebruikt. Maar zelfs dat kan je in twijfel trekken, want gebruikt de dichter werkelijk taal als een instrument?
Een romancier deelt iets mee, hij vertelt een verhaal. Uiteraard beperkt een goede roman zich niet tot overdracht van informatie over het menselijk bewustzijn, het leven, omgang met dood en liefde - lees een psychologieboek - maar de manier waarop is uiteraard van belang. Hoe wordt het verhaal gestructureerd, stijlkenmerken, trucjes etc. Een romancier kan dit, dat geef ik toe, enkel als hij iets te zeggen heeft. Anders zou het maar een saaie ondoorworstelbare boel worden of een inventaris van gebeurtenissen in een mensenleven zonder toegevoegde waarde. In die zin wil ik dit motto onderstrepen.
Maar moet de dichter iets te zeggen hebben?
Moet de dichter niet de taal zelf bezingen en vanuit die taal tot iets komen? Tot een sfeer, een andere wereld, tot schoonheid, tot liederlijkheid. Maakt dat de dichter niet net een dichter? Een dichter moet helemaal geen verhaaltjes vertellen. De dichter moet talen, woorden loszingen van hun betekenis, vernieuwen, verduisteren en laten oplichten. De dichter ontleed de taal wèl, hij is de chirurg van de taal. Taal is het enige wat hij heeft, taal is zijn voedsel, taal taal en nog eens taal. De dichter kan een verhaal vertellen maar in dat vertellen zelf zal hij zich nog bezighouden met de taal, méér dan de romancier. Hij zal de taal zo hanteren dat het een meerwaarde biedt ten opzichte van wat hij 'vertelt' (ik zou het niet vertellen noemen, eerder tonen). Hij zal alijd een standpunt innemen ten opzichte van de taal. Daarom is hij dichter en geen verhaaltjesverteller.
Ik zou zelfs durven beweren dat de dichter die iets te zeggen heeft, een dichter is die zich niet volledig met de taal kan bezighouden en daarom, waarom niet, een minder dichter is. Het is veel moeilijker om een zuiver talig kunstwerk te maken dan een verhaaltje te schrijven. Het is veel moeilijker een abstract schilderij te maken dat niets zegt, dat niet narratief is, niet uit de werkelijkheid is voortgevloeid. Probeer het maar eens: een goed gedicht te schrijven zonder iets te zeggen.
Uiteraard is wat ik nu zeg onderdeel van een persoonlijke poëtica en hoogstwaarschijnlijk ook symptoom van mijn tijd. Het zij zo. Ik wil niet lezen over zieleroerselen, ik wil de taal proeven en me door haar laten meevoeren.
Ik wil het narratieve laten verdwijnen.
(Maar ik geef toe dat er héél prachtige, weliswaar narratieve gedichten bestaan dus zie dit als een boutade - dank)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten