woensdag 18 februari 2009

maandag 16 februari 2009

Wij zijn eeuwen en eeuwen te laat geboren


Heerser

Hij schreed
en ruimte was hem soepel kleed
aan 't koele lijf.

de gladde luchten spatten uit elkander
en rode sterren walmden àl hun wonder
in wankelenden nacht.

hij schreed
en ruimte brak aan zijn metalen tred
en lucht verkromp voor zijn doorzengden zucht.

leven was enkle vlokken violette geur.

hij at
en aarde trok haar gillende spiralen
door schrompelenden nacht:
hij had geproefd.

hij stond,
atoom en kosmos beide,
en heersend was in ertsen greep
over den werveldans der elementen
d'ivoren glimlach van den stillen knaap.

(Hendrik Marsman)

zondag 15 februari 2009

fredje



Eén van de meest fantastische filmscènes aller tijden: Fred Astaire die op het plafond danst...

zaterdag 14 februari 2009

Dawkins




In mijn eeuwige zoektocht naar wat dan ook ben ik ook met religie bezig. Voorlopig is dit nog op oppervlakkige en onregelmatige basis. Doch wil ik alle perspectieven bekijken en heb ik me voorgenomen om The god delusion van Richard Dawkins te lezen. Ik zit nu op bladzijde 35 en ik erger me al dood. Oké, ik zal wel een bekrompen, conservatieve geest zijn, ik twijfel er niet aan. Ongetwijfeld sta ik er niet voor open of wat dan ook. Ik ga het in elk geval uitlezen. Ik krijg immers ècht zin om een boek te schrijven en waarom niet over het vergeten mystieke midden. Dawkins zegt dat er geen midden hoeft te zijn tussen extreme gelovig zijn en extreem atheïsme. Het atheïsme heeft gelijk want heeft alle rationele bewijzen aan zijn kant. Zoals Lucebert, het grote genie, al zei: alles van waarde is weerloos. Er is een midden en dat is net zo onverdedigbaar, zo ongelofelijk, zo vreemd en toch zo logisch. Welnu, ik zal dat boek schrijven. En nee, het zal geen bestseller zijn want ik kan niet zo goed kleineren als Dawkins (oké, ik ben nog maar op p.35, de grondige argumenten komen er hoogstwaarschijnlijk wel aan en wie weet, kan hij mij overtuigen en zal ik het boek met respect behandelen - eerst zien, dan geloven weliswaar).
Bij wijlend wijlen, breng ik verslag uit van mijn leesproces, zal geen moeite zijn, heb de eerste bladzijden al volgekrabbeld.

Officiële website
parodie

Het vervolg (maar aan de inhoudstafel af te leiden, is er nog een beter antwoord te schrijven denk ik, toch zal ik het straks wel lezen):

woensdag 11 februari 2009

Peperkoek zoek




De ware schrijver schrijft over mensen, dingen en gebeurtenissen, hij schrijft niet over het schrijven, hij bedient zich van woorden maar blijft niet bij woorden steken, hij maakt ze niet to onderwerp van zijn gepeins. Hij zal alles zijn behalve een woord-anatoom. Het ontleden van taal is het stokpaardje van wie niets te zeggen hebben en zich daarom tot het zeggen beperken.

E.M.Cioran in Gevierendeeld

Dit is het motto van het gedichtendagessay geschreven door Luuk Gruwez: Pizza Peperkoek en andere geheimen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik in dit dunne boekje nog niet verder ben geraakt dan het eerste hoofdstuk. Toch wil ik reageren. Een dichter die dit als motto gebruikt, moet wel heel andere ideeën hebben over poëzie.

Ik ben van mening dat dit motto niet van toepassing is op een dichter. Het gaat in de eerste plaats over een schrijver en wat een schrijver doet is iets heel anders dan dichten. Een dichter dicht, een schrijver schrijft. Twee totaal andere bezigheden met als enige gemeenschappelijke kenmerk dat het instrument 'taal' wordt gebruikt. Maar zelfs dat kan je in twijfel trekken, want gebruikt de dichter werkelijk taal als een instrument?

Een romancier deelt iets mee, hij vertelt een verhaal. Uiteraard beperkt een goede roman zich niet tot overdracht van informatie over het menselijk bewustzijn, het leven, omgang met dood en liefde - lees een psychologieboek - maar de manier waarop is uiteraard van belang. Hoe wordt het verhaal gestructureerd, stijlkenmerken, trucjes etc. Een romancier kan dit, dat geef ik toe, enkel als hij iets te zeggen heeft. Anders zou het maar een saaie ondoorworstelbare boel worden of een inventaris van gebeurtenissen in een mensenleven zonder toegevoegde waarde. In die zin wil ik dit motto onderstrepen.

Maar moet de dichter iets te zeggen hebben?

Moet de dichter niet de taal zelf bezingen en vanuit die taal tot iets komen? Tot een sfeer, een andere wereld, tot schoonheid, tot liederlijkheid. Maakt dat de dichter niet net een dichter? Een dichter moet helemaal geen verhaaltjes vertellen. De dichter moet talen, woorden loszingen van hun betekenis, vernieuwen, verduisteren en laten oplichten. De dichter ontleed de taal wèl, hij is de chirurg van de taal. Taal is het enige wat hij heeft, taal is zijn voedsel, taal taal en nog eens taal. De dichter kan een verhaal vertellen maar in dat vertellen zelf zal hij zich nog bezighouden met de taal, méér dan de romancier. Hij zal de taal zo hanteren dat het een meerwaarde biedt ten opzichte van wat hij 'vertelt' (ik zou het niet vertellen noemen, eerder tonen). Hij zal alijd een standpunt innemen ten opzichte van de taal. Daarom is hij dichter en geen verhaaltjesverteller.

Ik zou zelfs durven beweren dat de dichter die iets te zeggen heeft, een dichter is die zich niet volledig met de taal kan bezighouden en daarom, waarom niet, een minder dichter is. Het is veel moeilijker om een zuiver talig kunstwerk te maken dan een verhaaltje te schrijven. Het is veel moeilijker een abstract schilderij te maken dat niets zegt, dat niet narratief is, niet uit de werkelijkheid is voortgevloeid. Probeer het maar eens: een goed gedicht te schrijven zonder iets te zeggen.


Uiteraard is wat ik nu zeg onderdeel van een persoonlijke poëtica en hoogstwaarschijnlijk ook symptoom van mijn tijd. Het zij zo. Ik wil niet lezen over zieleroerselen, ik wil de taal proeven en me door haar laten meevoeren.

Ik wil het narratieve laten verdwijnen.


(Maar ik geef toe dat er héél prachtige, weliswaar narratieve gedichten bestaan dus zie dit als een boutade - dank)