Ritme
Wat van geheim ging in geheim
zich in mijn armen neergevlijd,
met ogen dicht geademd heeft
van eeuwigheid tot eeuwigheid,
is lied geworden tot
vervulling van mijn lot.
Het moet wel op de wijze zijn,
waarmee gij dansende vergat
lichaam en sterveling te zijn.
Zestien I
Laat mij aan u ontstaan,
wezen van zestien jaar.
Ik heb nog niet geleefd
dan enkel maar om dood te gaan,
als ik mijn naam niet heb gegrift
onder het vers, dat in u ligt.
Het vangt met deze strofe aan
Zestien III
Van het meisje van zestien jaar
zijn dit de borsten; neem ze maar
zegt ze, je handen dorsten er naar;
hoe door mij heen een verte valt
met een zoetheid zonder oponthoud,
die zich tot firmament versmalt
's nachts buiten mijn raam.
Zestien V
Om het bloed dat in haar parelt,
heilig u, mijn handen.
Dit is het eerste in de wereld.
Hierom is niet veranderd
het paradijs: Adam wandelt
met God; noemt, slaapt en vindt
hetzelfde lichaam dat ik vind.
Dezelfde wondere warande
gloeit buiten in de wind.
Uit: Verzamelde Gedichten, Athenaeum - Polak & Van Gennep
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten